Nachtkaars

Als een nachtkaars uitgaan: in een gestaag tempo minder worden en eindigen. In mijn geval het fietsseizoen 2014 abrupt eindigen. 

Daar zit je dan eind oktober. Goede benen van het trainen in Toscane en de zin in het nieuwe seizoen zit er volop in. Terug in Nederland is het geruime tijd slecht weer. Van trainen komt weinig terecht. Als de herfstdepressie na een ruime week ons land heeft verlaten, pak ik het fietsen weer op. De conditie is aanzienlijk minder geworden. Dan word ik op een maandagochtend wakker met een lichte irritatie in de knie. Deze verergert in de volgende dagen. Tendinitis. De knieschijf van de linkerknie is niet meer zichtbaar. Als na verloop van tijd de knie zijn gewone vorm en gedaante heeft aangenomen, blijkt de rest van mijn onderstel dermate onder de indruk te zijn geweest van de knieontsteking dat ik me weer verplaats als een bejaarde man. Na deze lichamelijke ongemakken te hebben overwonnen, hoop ik snel op mijn zadel plaats te kunnen nemen. Mijn lichaam denkt er anders over; eerst nog een soort griep overwinnen. Geen koorts, hoofd of keelpijn, maar ontzettende spierpijn beginnend in de benen en eindigend in de rest van het lijf. Alsof ik drie keer de Ventoux op een opoe fiets ben opgereden met een halve marathon met push ups als toetje. De oude man keert weer terug in mijn motoriek.

Eenmaal de misère achter me te hebben gelaten, klauter ik op Eerste Kerstdag op de fiets. Ik heb er 35 fietsloze dagen opzitten. Zo'n lang reces is mij nog nooit overkomen. Daardoor voel ik mij weer de beginner van weleer. Wat een ellende dat fietsen! Heel mijn lijf doet zeer: handen, zitvlak, rug, knie en benen. Dat gaat nog wat worden in de opbouw naar de Amstel Gold Race. Een uur houd ik het vol. Voldoening? Neen!

De temperatuur heeft vandaag een sprong naar beneden gemaakt. Die vervelende pokkewind van de laatste dagen heeft plaatsgemaakt voor een lekker briesje uit noordoostelijke richting. Vol goede moed rijd ik via de bebouwing van Oosterblokker naar Enkhuizen, waar ik aanpik bij een groepje. Een renner met lang krullend haar gaat van de kop af. Verrek dat is Tino Haakman! Ik ga naast hem rijden en knoop een gesprek met hem aan. We wisselen wat informatie uit over de door mij gehate Vélomediane, die hij overigens zes maal heeft gewonnen, en naderen Enkhuizen. Zij hebben er 120 kilometer opzitten. Ik ongeveer honderd minder. 

Het IJsselmeer ligt er als een licht gerimpelde spiegel bij. Grote groepen vogels vinden warmte en vermoedelijk gezelschap bij elkaar. Door de laagstaande winterzon worden lange schaduwen gevormd op een grauwgroen en bruin weiland. Veel mensen trekken erop uit, allen genietend van de koude. Hier en daar kruiend ijs in de vele baaien van de Westfriese omringdijk. Het gaat vandaag een stuk beter dan tijdens Eerste Kerstdag. Het schenkt me hoop, zin en vertrouwen. De nachtkaars begint langzamerhand weer te vlammen.

Apennijns debuut

Vallombrosa. Wat een prachtige naam; zeker de laatste vier letters. De Giro caravan passeerde in 2013 door dit dorp, gelegen op duizend meter boven zeeniveau aan de westzijde van de Apennijnen; een langgerekte bergrug die zich van noord tot zuid Italië uitstrekt en met 2912 meter in de Abruzzen de hoogste top heeft. Dit deel van de Appennino kunnen we vanuit ons huis zien en trekt al enkele jaren aan mij. ‘Kom dan, kom dan, kom dan!’ 

Vandaag is het zover. Op het gemak klimmend in d1, bereik ik via de Chianti dorpen Castellina, Panzano en Greve het dal aan de oostzijde van deze regio. De rivier de Arno vormt de natuurlijke scheidingslijn tussen het heuvelgebied van de Chianti en de bergrug van de Apennijnen. Figline is in tegenstelling tot de vele dorpen in de Chianti een drukke en vieze bedoeling. De snelweg en de spoorlijn naar Rome passeren hier. Als ik de drukte eenmaal achter me heb gelaten, ben ik al geruime tijd aan het klimmen. De voet van de klim ligt op meer dan honderd meter. Vallombrosa ligt op duizend meter. Hoe verder ik klim, hoe meer verlaten de weg wordt. Het is een volwassen klim met stukken rond de tien procent. Het groen langs de weg verandert sterk; de heerlijk naar bosbessen geurende loofbomen met de vele kastanjes op de weg veranderen in naar de kerst ruikende naaldbomen nabij de top.



Vallombrosa blijkt een kuuroord te zijn met een prachtige abdij. Het was lange tijd een onherbergzaam en moeilijk bereikbaar gebied, een oord waar men zich terugtrok als men genoeg had van de verdorven wereld. Giovanni Gualberto, een Florentijnse edelman, streek hier in de elfde eeuw met drie geestverwanten neer. In 1038 richtte hij hier de abdij op. Dezelfde abdij die zich in de bewolkt buitenlucht ophoudt, waar een in korte broek gehulde wielrenner foto’s staat te maken. Mensen op leeftijd lopen in regenkleding rond.


Na een korte pauze daal ik voorzichtig af. De bladeren op de weg zijn gevaarlijk. Na kilometers afdalen kom ik in een dorpje waar ik de bidons bij een fonteintje vul. Wederom in Figline aangekomen, pauzeer ik bij een pompstation en koop wat reepjes. Daarna volgt de lange doch gelijkmatige klim van de passo di Sugame. Klimmen gaat nog steeds goed. De hartslag ligt daarentegen hoger dan tijdens de heenweg, teken dat ik harder moet werken. Ook op de laatste twee klims moet ik flink werken om de top te bereiken. Uiteindelijk bereik ik Tregole na 130 kilometer. In totaal heb ik 300 kilometer getraind deze week. Een goede start voor het nieuwe seizoen.

De hel van de Crete

In het inferno arriveert Dante met zijn gids, de Romeinse dichter Virgilius, na een lange afdaling bij de onderste ring van de hel. Hier ontwaart hij de torens van het vestingstadje Monteriggioni. De torens vergelijkt hij met reuzen die uit de hellepoel omhoog steken. Als Dante de schrijvende wielertoerist Roberto Delvecchio was gevolgd, had hij met beide ogen kunnen constateren dat Monteriggioni slechts een voorpost voor het ware inferno was. De echte hel begint ten zuiden van het stadje; de Crete Senesi. Een verlaten poel des doods. Achtergelaten door haar bewoners, gevlucht voor de vereenzaming en isolement. Het is een vreemde plek ten zuiden van Siena. Mooi van lelijkheid of desgewenst lelijk van mooiheid. Rollende heuvels gelijk aan hoge golven van donkere omgeploegde aarde. Op zichzelf niet zo’n vreemde gedachte, omdat 5 tot 2,5 miljoen jaar geleden dit de bodem van de zee was. Een slingerende weg kronkelt zich als een duivelse slang naar het dieptepunt van de hel, het krijtstadje Monte Oliveto, een plek waar de Benedictijnen zich in vroegere tijden terugtrokken.

De eenzaamheid van de omgeving krijgt geen vat op me. Ik geniet met volle teugen van de route, de vergezichten, welhaast verlaten dorpen, steile klimmetjes en spaarzame bospartijen. De kronkelende weg is van perfecte kwaliteit, slechts eenmaal onderbroken door een onvervalste strade bianche van vijf kilometer lengte met een forse twaalf procent klim. Enigszins opgelucht haal ik adem na het verlaten van de klim en witte weg. Ik heb het meest zuidelijke deel van de route, Buonconvento, achter me gelaten en arriveer in Asciano, waar Franciscaner monniken zich vestigden, ga ik met knorrende maag op zoek naar proviand. Een bakkerijtje verkoopt overheerlijke appelbroodjes. Ze verdwijnen snel in mijn maag en bloedsomloop. De benen beginnen tekenen van verval te vertonen. De vele klimmetjes, achtentwintig in totaal, hebben ze gesloopt. De laatste loodjes leg ik in het drukke Siena. Talloze auto’s zoeven me voorbij, hun herrie en uitlaatgassen in mijn geestelijk gestel achterlatend. Uitgewoond arriveer ik in Tregole, trots op het overwinnen van het inferno. Dante dankt mij voor de verkregen inzichten en voegt zich bij zijn gids Virgilius in zijn reis naar het hiernamaals.



Bocht

Bocht, oh heerlijke bocht. Zalige bocht. Prachtig mooie bocht. Wat geef je mijn fietsbestaan een afronding naar links of recht in plaats van Noord-Hollands traditioneel rechtdoor. Lieflijke kromming, wat heb ik je gemist. Vandaag ontmoet ik je weer. Soms laat je me je in al jouw kromheid zien, voelen en genieten. Afwisselend van prachtige haarspeld tot flauw afbuigend exemplaar. Oplopend of afdalend. Gecamoufleerd door lage bosschages die sterk ruiken naar de herfst; een geur van open en oude wijnvaten vermengd met de reuk van paddenstoel. De kleur is nog niet bijzonder herfstig. Weinig rood, veel geel. Vandaag ben ik thuis, terug op Italiaanse bodem waar de rechtlijnigheid van het Westfriese volkomen ontbreekt. De weg heen is substantieel anders dan de weg terug. Castellina naar Radda lijkt een andere weg te zijn dan Radda naar Castellina. Zo heb ik het graag; de verrassing in al zijn volkomenheid. Na de vele uren rouleren in de polder doet dit mij erg goed.

Lecchi in Chianti; bijna geen hond te bekennen.
Om vijf uur vanochtend opgestaan. Twee uur vliegen van Amsterdam naar Pisa. Een uur na aankomst in Castellina later bestijg ik mijn zwart witte Trek paard. De benen voelen, ondanks de uren vertoeven in een drukcabine, erg soepel. Ik bemerk het tijdens de eerste stijgende meters van de strade bianche. Het goede gevoel blijft gelukkig overheersen. Voor Radda sla ik rechts en daal, bocht na bocht, rap naar beneden. De weg ligt er droog en bladloos bij. De eerste echte klim van deze Toscaanse vakantie wacht. De helling verloopt soepel en weldra arriveer ik in het paradijselijk dorpje Lecchi in Chianti. Een gehucht. Daarna volgt Gaiole in Chianti; het stadje van l’Eroica. Een lange doch eenvoudige klim volgt. Ik kan het tot het einde volhouden, waar ik vorig jaar halverwege de benen moest stilhouden. De conditie is nog steeds goed constateer ik derhalve. Na acht kilometer bereik ik het dak van de ronde op ruim zeshonderd meter hoogte. Erna volgt een afdaling om wederom in Radda in Chianti aan te komen.

Bocht, oh heerlijke bocht. Zalige bocht. Prachtig mooie bocht. De terugreis doet me verwonderen. Hoe vaak heb ik deze weg gereden. Tallozen malen. Ik ken jou en je bochten nog steeds niet. De laatste bocht stuurt me van het verharde naar het sterrata. Ik krijg mijn hardlopende zwager in beeld. Een snel inhalende passant doet me schrikken. Hond Looky daalt sneller dan ik. Ze is met zwager Samir meegelopen. Gedrieën doen we de laatste bocht.

Van Midden naar Zuid Limburg

Een strakke zuidwester blaast me vol in het gezicht. Naweeën van orkaan Bertha meldt het KNMI. Gelukkig ben ik niet in het Westfriese. Zou ik dat wel zijn, zou ik waarschijnlijk uit mijn vel worden geblazen. Met mijn ouders, Roos en kinderen verblijven we in een huisje nabij Roermond. Enkele maanden geleden had ik me voorgenomen om Luik-Bastenaken-Luik dit weekend te gaan rijden. De 235 kilometer om maar eens Luik-voor-het-echie te doen. Eenmaal het parcours gezien op internet haak ik af. Dat is geen Luik rijden! Heen-en-terug over bijna dezelfde wegen. Ik vrees dat het 'Ollandertje' pesten een rol speelt. Waar de Belgische organisatie van Tilff-Bastogne-Tilff een vrijwel identiek parcours zoals de echte klassieker kan presenteren, moet de Nederlandse organisatie van le Champion het met een slap aftreksel doen.

Goed, geen LBL voor mij, althans dit seizoen niet, hier kom ik later op terug, maar wat dan wel? Niets doen? Kan maar ligt niet in mijn aard. Afgelopen maand juli ruim 1000 kilometer gereden, dus dat wil ik nog even voortzetten. Ik besluit om met behulp van GPSies een route van Midden naar Zuid-Limburg te maken. Fijn om nieuwe wegen, omgevingen en uitzichten te verkennen.

Het leuke van routes tekenen is dat je geen idee hebt hoe de omgeving en de wegen zijn. Ik probeer steevast grote wegen te vermijden. Dat lukt me ook vandaag, al raak ik regelmatig op Midden Limburgse zandwegen verzeild. Strade modder en prut. Landschappen wisselen elkaar razendsnel af: boerenweggetjes, bospercelen, uitgestorven dorpjes, maïsvelden en alles tegen een licht glooiend landschap. Nabij Tüddern, Duitsland, dien ik een open stuk over te steken. De wind beukt, zodat ik hard moet werken om een goed tempo te handhaven. Eenmaal voorbij Tüddern rijd ik de bebouwde van Sittard in. De eerste heuvel dient zich aan. Een pad leidt door het akkerlandschap slingerend omhoog. Redelijk goed kom ik boven, waarna het nog een kort stuk naar Valkenburg is. De Cauberg gaat boven verwachting goed. Geen toptijd - ik rijd niet volle bak - maar wel mijn derde tijd op de Cauberg.

Kuitenbijter Kersenpad
Op naar Slenaken, niet voor Neerlands mooiste - de Loorberg - maar voor zijn onbekende broer. Onlangs attendeerde Arno me op 'het Kersenpad' een weg even voorbij het hotel Loorberg na een kort stukje Loorberg. Met recht mag deze klim een pad worden genoemd. Slecht asfalt maar verder een juweel van een kuitenbijter met een maximaal stijgingspercentage van veertien procent. Leuk om een nieuwe klim in Zuid-Limburg gedaan te hebben.
Uitzicht op de Loorberg vanaf Kersenpad
Bepaald niet nieuw zijn de laatste hellingen: Camerig, Kruisberg en Eyserbosweg. Ik verteer ze verdraaid goed. Geen toptijden, gevleugelde beklimmingen of fladderend omhoog. Gewoon aangenaam klimmen zonder al te veel moeten forceren.

De terugweg naar Roermond is even verrassend en mooi als de heenweg. Via verschillende fietspaden rijd ik onder meer langs de Brunssummerheide om wederom Duitsland in te trekken. Bertha speelt nu in mijn voordeel. Eenvoudig behaal ik snelheden tussen de 35 en 40 kilometer, de GPS ondertussen goed in de gaten houdend. De hele rit navigeer ik al kijkend op de Garmin. Als een nieuw zandpad zich aandient, besluit ik om een stukje om te rijden. Grote weg dan maar. Duitsland is verlaten. In de dorpjes kom ik geen sterveling tegen. Luiken zijn naar beneden. Winkels dicht. Leven hier wel mensen? Bijzonder opvallend wanneer ik Nederland weer binnen rijd, dat hier wel mensen en auto's zijn. Na het laatste zandpad genomen, arriveer ik voldaan bij het vakantiepark.

Mooi Duitsland
Geen Luik dus dit jaar. Volgend jaar? Ik wil mijn drukke en gezellige gezinsleven niet langer met georganiseerde toertochten combineren. Bovendien begint de massaliteit, de kosten en andere kleine irritaties van de toertochten mij tegen te staan. Vroeg starten om de meute voor te zijn. Doorjakkeren. Geen tijd om van het landschap te genieten. Ergernis ten aanzien van andere wielrenners. Komend jaar ga ik mijn eigen toertochten rijden. Klassiekers! Ik stel mezelf als doel om grote klassiekers te rijden op een moment en tijdstip dat het mij uitkomt. Welke dan? Welnu:

1. Ronde van Vlaanderen (met de Muur)
2. Parijs-Roubaix (met het bos van Wallers en alle andere beruchte stroken)
3. Amstel Gold Race (wellicht de toerversie)
4. Luik- Bastenaken-Luik (met finish in Luik)
5. L'Eroica in Toscane (met finish aan de rand van Siena)

Het lijkt me geweldig om een aantal van deze tochten met fietsvrienden te kunnen gaan doen. De afstanden zullen tussen de 100 en 150 kilometer bedragen. Houd mijn blog in de gaten!

Dentelles

Daar pedaleren ze, de benen nog stram en zwaar van hun zegetocht op en over de Mont Ventoux, in de richting van de gekartelde bergen door een licht glooiend landschap van groen velden. Druivenranken zover het oog kan zien.
Bijna rijp om tot Côtes du Rhône te worden verwerkt. De twee stippen verdwijnen over de heuvelkam. Rustig aan peddelen ze, zij-aan-zij, hun ogen goed de kost gevend. Het gaat ze dit maal niet om snel, lang of juist snel en lang. Af en toe wordt er zelfs gepauzeerd om foto's maken van de landelijke omgeving. Een grijze regenlucht hangt als een donzen dekbed over het laagland van de Vaucluse. Pittoreske dorpjes steken schril af tegen de overwegend grijze lucht. Cicades, uit de kluiten gewassen krekels, zorgen voor een constant gerasp alsof een groep houthakkers hun vernietigende werkzaamheden uitvoeren.

De twee fietsers, getooid in donkere en deels gesponsorde wielerkleding, houden aan de voet van het gekartelde bergrug van de Dentelles de Montmirail halt. Overleg volgt. Een kaart wordt er zelfs bij gepakt. De route door het berggebied wordt bepaald, waarna ze spoedig uit het zicht fietsen.
De weg door de Dentelles loopt door wijngaarden slingerend  omhoog. De bergrug, gelijkend op de Dolomieten in Italië, heeft haar naam te danken aan de sprekende gelijkenis met kantwerk. Ruim 21000 pieken telt het massief, waaraan de twee wielrenners zich regelmatig vergapen. Plots stijgt de weg tot vijftien procent en loopt over in grint, gravel, strade bianche of hoe ze deze los liggende rommel ook mogen noemen. Onverschrokken trekken ze naar de 400 meter hoge col, welke spoedig wordt bereikt. Foto's worden er gemaakt, waarna de afdaling volgt. Ze voelen zich pioniers uit een lang vervlogen tijdperk uit het cyclisme; grind, kuilen in plaats van asfalt. De ene renner voelt zich, gesteund door Toscaanse grindweg ervaring, meer thuis op dit soort wegen. Uiteindelijk zijn beiden blij en voelen ze zich bevrijd als het vertrouwd zwarte asfalt onder hun banden doorglijdt.

Het zoemende geluid van de carbonwielen doet het gezaag van de cicaden verstommen. De weg gaat omhoog. De net zo dappere daler heeft het lastig om de carbonwielen bij te houden. Waar vroeger een elegante stijl op na werd gehouden, is het nu ploeteren, hangen en wurgen in Cadel Eviaanse stijl. Het lijntje breekt. De carbonwielen en hun berijder nemen onherroepelijk afstand. Het is alsof de ploeteraar aan de lycrabroek wordt vastgepakt, zijn wielen vastzitten aan het asfalt. Even controleert hij zijn remmen. Ze zouden toch niet aanlopen? Onlogische conclusie; maar wielrenners houden hoop dat lossen een mechanische oorzaak heeft.

De regen valt inmiddels gestaag neer. De drukke weg met overhangende platanen loopt vals plat omlaag. Grote messen worden gestoken; twee andere renners klampen aan. In rap tempo stevenen ze over de kletsnatte weg naar de Romaanse stad Vaison-la-Romaine. De vierde aanhaker wappert eraf. Opspuitend water slaat in de gezichten. Een felle bliksemflits doorklieft de lucht gevolgd door zwaar gedonder. De gestaag vallende regen is veranderd in een hoosbui. Het water loopt de besmeurde wielerschoenen in. Geen vezel is droog. Het riante onderkomen van de twee nadert. Tevreden en doordrenkt van het Provençaalse water stallen ze hun carbon tweewielers. De eigenaar van de carbonwielen neemt een laatste duik. Natter kan immers niet.

Malloot van de Ventoux

Malloot: iemand die zich op een grappige manier ongewoon gedraagt. Ook wel een aanstellerig mens, gekkerd, kwibus, kwast maar persoonlijk en meest in de context van dit stuk passend: 'dwaas mens'. Vrij naar het Frans vertaald 'cinglé'. Bergop fietsen, zonder dat het je professie is, kan een vrij dwaze of malloterige bedoeling zijn. Bij twee keer dezelfde berg beklimmen, mag je redelijk twijfelen aan diens verstandelijke vermogens, maar bij drie keer ben je een malloot. Voor zover u het nog niet weet, ik ben zo'n malloot. Tijdens een tocht ergens in januari, de koude ligt nog op het land, oppert Bart het idee, of wellicht meer een hardop uitgesproken hersenspinsel, om drie keer de Ventoux op te rijden. Ik heb er onmiddellijk oren naar. Gezamenlijk organiseren we een vakantie rondom dit plan. 

Drie keer de Ventoux op één dag beklimmen: 136 kilometer en 4443 hoogtemeters. Via de site Club des cinglés du Mont-Ventoux (vereniging van malloten van de Ventoux) schrijft Remco ons in, ontvangen een stempelkaart waarmee we van start kunnen gaan om ons later officieel tot malloot kunnen laten kronen.

De Mont Ventoux, een enorme berg stenen te midden van het laaggebergte van de Vaucluse, is van grote afstand al te aanschouwen. In het mioceen, na de eerste gebergtevorming van de Alpen, ontstond ten zuiden ervan een grote zee, waarin de Ventoux, de Montage de Lure en het plateau van de Vaucluse eilanden hierin vormden. Het witte kalkgesteente op de top van de Ventoux is oorspronkelijk zeebodem. De naamgeving blijft onduidelijk. Enerzijds zou het kunnen verwijzen naar de god Vintur, anderzijds zou Ventoux een verbastering van venteux - winderig- kunnen zijn. Winderige berg. Een logische verklaring gezien het Europese windsnelheidsrecord van 320 kilometer per uur op de top is gemeten.

De Italiaanse dichter, bepaald geen malloot, schreef op 26 april 1336 een brief 'de beklimming van de Ventoux', over zijn tocht naar de top van de Ventoux. Samen met zijn broer ondernam hij een barre tocht naar boven. In deze brief beweerde Petrarca de eerste mens te zijn die omwille van het uitzicht op de top, louter uit begeerte om zijn bijzondere hoogte nader in ogenschouw te nemen. Petrarca's beklimming wordt wel eens het begin van het toerisme en de bergsport genoemd (bron: wikipedia).

Woensdag klokslag acht uur laten Remco, Bart en ik het Provencaalse dorpje Bedoin achter ons voor onze hachelijke onderneming. We hebben de tocht een dag uitgesteld. Gisteren stond er een stevige mistral in de Vaucluse en hulde de top van de Ventoux zich in de wolken. Vandaag is de wind afgenomen en daagt het observatorium ons uit naar haar toe te komen. Tot aan de bocht bij st Esteve is de Ventoux relatief eenvoudig; de weg slingert zich naar slaperige gehuchtjes en akkerland met weinig schaduw. In St Esteve wordt de berg onverbiddelijk zwaar; we rijden in het bos. Ik heb het zwaar. De stijgingspercentages van ruim tien procent zijn aan mij niet besteed. Remco rijdt langzaam van me weg en is weldra uit het zicht verdwenen. Mijn gedachten gaan uit naar Tyler Hamilton. In zijn boek 'de wielermaffia' doet hij uitvoerig verslag van zijn rit tegen de Ventoux op. In het jaar 2000, Hamilton in dienst rijdend van Armstrong, ondergaat hij daags voor de etappe naar de Ventoux met Armstrong en Livingston een bloedtransfusie.

Die avond, voor het eten, deden we de transfusie op onze kamers. De bloedzakken waren met dikke stroken witte sporttape boven onze bedden aan het plafond vastgemaakt. Door de openstaande deur kon ik Lance' voeten zien en in zijn arm; de slangen. Ik voelde een rilling. De dokter legde uit dat de bloedzak net uit de koeling kwam. De transfusie nam ongeveer een kwartier in beslag. We doden de tijd met grapjes - we gaan die gasten op de Ventoux vermorzelen. Op de gang sloeg ploegleider Johan Bruyneel alles tevreden gade. Tijdens het eten werd ik overvallen door een vreemde gewaarwording: ik voelde me goed. Normaal gesproken ben je op dit punt in de Tour een zombie. Dit keer voelde ik me springlevend... Het idee was dat Kevin Livingston en ik meteen vanaf het begin van de klim volle bak zouden gaan om de concurrentie uit te schakelen, zodat Lance zijn krachten kon sparen. De koers spatte in het bos uiteen en snel waren we met een select gezelschap favorieten over. De Italiaanse klimmer Marco Pantani hing aan het elastiek. Johan tetterde in onze oortje dat het goed, goed, goed ging. Vreemd genoeg voelde ik me niet al te best. Mijn benen leken vol water te zitten. (Bron: Tyler Hamilton & Daniel Coyle, de wielermaffia).

Terwijl Hamilton vaart minderde kwam Pantani terug in de groep en wist in het maanlandschap zelfs te demarreren. Armstrong haalde hem uiteindelijk voor de top bij en liet de Italiaan als eerste over de finish gaan. Het ontlokte Belg en kannibaal Eddy Merckx de opmerking: geef nooit kadootjes op de Ventoux. Naast het verlies van zijn zeven Tourzeges heeft Lance Armstrong tot op de dag van vandaag spijt van zijn actie om Pantani op de Mont Ventoux te laten winnen.

Water in de benen, pijn in de rug en waar blijft het Chalet Reynard? De helling blijft mijn lichaam torpederen. De moed zakt in mijn wielerschoenen. De dag is nog zo lang. Na enkele overpeinzingen nader ik de eerste gebouwtjes. Het bos wordt dunner, de bomen lager, kalkgesteente is zichtbaar en koele wind voelbaar. Even kan ik buitenblad schakelen. Mijn onderrug zucht onder het genot van de afnemende druk. Geladen met optimisme rijd ik het maandlandschap binnen. Zeven procent klimmen voelt aangenaam.

Het monument van Tom Simpson nadert. Weer salueer ik door met mijn vingers tegen mijn helm te tikken. Elke keer krijg ik kippenvel. Het leidt me gelukkig af. Het laatste stuk Ventoux is steil. Een felle plotselinge wind blaast me in het gezicht bij het ingaan van de laatste vijfhonderd meter. Nog even aanzetten en ben boven. 'One down, two to go'. Remco is al ruim vijf minuten boven. Bart volgt vijf minuten na mij. Voor de eerste keer stempelen we, dalen naar Malaucène, stempelen wederom en bevoorraden ons met water. Licht optimistisch - deze kant van de Ventoux heb ik het meeste gedaan - zetten we ons in opwaartse beweging. Spoedig wordt de volgorde weer bepaald: Remco voorop, ik volg op afstand en kort daarachter Bart.

De aangename van deze kant van de Ventoux is het aantal relatieve ontspanningspunten, doordat de weg tot maximaal vijf procent stijgt. Ik slaag er in om bij Remco te komen en zelfs weg te rijden. In mijn achterhoofd hoed ik mezelf voor het stuk hel van deze zijde. Het inferno dient zich met een bord met daarop 11% aan. Het is onbedaarlijk heet, een overtreffende trap van warm. De wind en schaduw ontbreken. Een haarspeldbocht, de weg blijft steil maar is beschaduwd. Relatieve verlichting. In de verte een hardloper. Ik passeer hem. 'Ik vind je een held' roep ik naar hem. De Vlaming bedankt me. Het skistation Mont Serein staat gelijk aan herstel plus buitenblad alvorens de weg haar vertrouwde tien procent wederom aanneemt. Dan zit het zwaarste deel van deze zijde erop. Hoog boven me - als het opperwezen op mij neerkijkend - ligt de top, gescheiden door een slingerende weg en een steile met kalksteen bezaaide helling. Dit aangezicht van de col is anders dan van de andere zijde. Ooit scheerden hier, terwijl ik afzag van de klim maar tegelijkertijd genoot van Rammstein, twee straaljagers vlak over de bergkam en doken naar vervaarlijk hard naar beneden. Het gegeven van de laatste kilometer geeft mij moreel. Eindelijk ik ben boven. Ik kan genieten van het uitzicht en de koelte van de wind. Two down, one to go!

De hitte is bijna ondraaglijk. Vijfendertig graden in de vlakte nabij Sault. Slechts de geur van lavendelvelden veraangenaamt deze hel. Zojuist zijn we vanuit Sault voor onze laatste inspanning vertrokken: de derde beklimming. In Sault hebben we gebak gegeten (éclair uiteraard) en koude frisdrank gedronken. Remco en ik rijden in het gezelschap van een Fransman omhoog over prachtig nieuw zwart asfalt. Over deze zijde van de Ventoux wordt wel eens denigrerend gezegd 'Sault is voor mietjes'. Ik kan u echter verzekeren dat deze zijde, na de twee anderen te hebben gedaan, bepaald geen mietjesklim is, voor zover je al over mietjesklimmen kunt spreken.

De Fransman, die tot dan toe in het laatste wiel heeft gehangen, pakt vervelend hard over. Ik volg. Remco spoort me aan om zijn wiel te pakken. Hij pakt zijn eigen tempo. Enkele kilometers rijden de Fransoos en ik om beurten op kop. Telkens neemt de Fransman iets harder over, waardoor ik moet en wil lossen. Op eigen kracht rijd ik door. De kilometers voor Chalet Reynard zijn vrij eenvoudig en bovendien schaduwrijk waardoor de temperatuur naar een aangename 21 graden daalt. Ik kan buitenblad steken en spoedig zit ik bij de Franse horzel in het wiel. Hij houdt halt bij Chalet Reynard; mijn laatste keer maanwandeling vangt aan.

Mijn vrouwen
De ervaring van de eerste beklimming werkt in mijn voordeel. Wat komen gaat staat in mijn hoofd en benen gegrift: Fontaine de la Grave, haarspeldbochten, eenvoudige stukken afgewisseld met moeilijkere, monument Simpson en tussendoor vraag ik me af: staan ze te wachten op de top? Zien ze mij al? Ik focus, vernauw mijn blik, maar kan niemand op de top onderscheiden. Nog driehonderd meter te gaan en ik hoor Roos boven de wind uit roepen. Daar staan ze. Allemaal. Kippenvel. Adrenaline. Het laatste stuk wordt hierdoor eenvoudig. Vijftig meter onder de top komen mijn meiden me tegemoet. Ik moet door. Stoppen voor een top kan niet. Drie vingers ten teken van de behaalde Ventoux' steek ik op en finish. Ik ben verworden tot malloot.

Nu officieel malloten: vlnr. Bart, Remco en ondergetekende

Monument

Tweeëntachtig doorkomsten telt dit monument van de Tour de France. Grote winnaars zoals Coppi, Bartali, Robic, Fuentes (vier maal), Bahamontes, Eddy Merckx passeerden als eerste de 2115 meter hoge top. Toch telt de Tourmalet slechts twee aankomsten bovenop. In 1974 wint de Spanjaard Gonzalo Aja en in 2010 de Luxemburger Andy Schleck met een ik-maak-mijn-doorrij-actie-van-de-Balès knipoog van Contador goed. De eerste doorkomst van de Tourmalet vindt in 1910 plaats. Het is de Fransman Octave Lapize, die heftig fulminerend, de top als eerste Tourrenner neemt. 'Jullie zijn moordenaars, ja moordenaars!' roept hij vol overgave richting tourdirecteur Henri Dèsgrange en zijn gevolg. De krullenbol zoals zijn bijnaam luidt wint de etappe, die 326 kilometer lang was. In de Eerste Wereldoorlog wordt Lapize piloot in het Franse leger. Hij wordt door Duitse gevechtsvliegtuigen neergehaald en overlijdt in een ziekenhuis aan zijn verwondingen. Op de top van de Tourmalet hangt een gedenkplaat ter nagedachtenis aan de Franse held Octave Lapize.


Het is een uur rijden om vanaf Aire du Temps naar de startplaats van de klim van de Tourmalet te geraken. Ik parkeer de auto in het dorpje Campan, vlakbij de grote stad Bagnères-de-Bigorre. Vanuit hier loopt de col over een brede en drukke weg door weilanden en akkers naar het officieuze begin van de klim in Saint Marie de Campan. Ik voel me slecht. Mijn benen doen zeer van de dagen ervoor, het is ontzettend warm, het verkeer raast langs me heen. 'Omdraaien, opgeven en stoppen,' fluistert het duiveltje op mijn schouder. Een korte beschaduwde afdaling doet het demoontje van mijn schouder af de berm in tuimelen. Deze col zal en moet ik op mijn lijst bijschrijven! 'Rustig aan' fluister ik mezelf in. 'Het is maar training,' stel ik mezelf vervolgens gerust. Het oppeppen doet me goed. Twee wielrenners geraken tot op mijn achterwiel. Het eerste steile stuk doet me lichtjes versnellen. De twee moeten lossen. Moraal kicks in!

'Anger is a gift' uit het nummer Freedom van de Amerikaanse band Rage against the machine moet hier ergens in een rots gekerfd staan. In de voorbereiding op de Tour van 2004 bepaalt en besluit Lance Armstrong bij dit 'monument' de gashendel open te draaien. De eerste bergetappe van deze Tour zal in La Mongie finishen. Anger is a gift; typerender voor de mens Armstrong kan het niet zijn. Nadat zijn knechten flink gang maken tijdens de twaalfde etappe schakelt de boss op en rijdt weg uit de groep der favorieten. Slechts de Italiaan Ivan Basso kan volgen en zal uiteindelijk de etappe winnen. Jan Ullrich, mede favoriet voor de eindzege, heeft het zwaar. Tyler Hamilton is inmiddels afgestapt. Achteraf blijkt dat weggegooide bloedzakken van de Spaanse dopingdokter Fuentes debet zijn aan het falen van zijn klant Ullrich. Opmerkelijk feit is dat Ivan Basso, ook cliënt van de Spaanse medicus, wel sterk rijdt. Hoe hij aan vers bloed is gekomen, zal nog lang tot de diepste geheimen van de sport behoren.

De weg slingert zich, zonder haarspeldbochten, het bos in. Verrukkelijk koel is het hier. Ondanks de hoge percentages van acht tot tien procent gaat het klimmen me steeds beter af. In enkele bochten klatert een waterval. Het water zorgt voor de broodnodige verkoeling. Het skidorp La Mongie nadert. Ik rijd in naar uitlaatgas stinkende halfopen tunnels. Een renner nadert, passeert me, ik twijfel maar haak mijn wagonnetje resoluut aan. Tezamen rijden we het skidorp binnen. Nog vier kilometer klimmen geven het bord naast de weg én mijn Garmin aan. De weg blijft hier met negen procent stijgen. De boomgrens ligt ver onder me. Verderop zie ik de top en het station van de Pic du Midi de Bigorre, een op 2877 meter hoog gelegen observatorium waar sinds 1880 het heelal wordt bestudeerd. Vlekken sneeuw sieren de rotswanden. Ik denk een oude gletsjer te onderscheiden.

De laatste kilometers zijn aangenaam zwaar maar ik kan een redelijk tempo handhaven. De temperatuur is hier aangenaam in tegenstelling tot in het dal. De wind doet mijn bezwete lichaam verkoelen. Nog een paar bochten en ik sta eindelijk boven. Ik heb een monument aan mijn lijst toegevoegd.


Monument Jacques Goddet, tourdirecteur na Desgrange

Uitzicht naar de andere zijde van de Tourmalet

De col is veilig

De Pyreneeën: de naamgeving hult zich in nevelen. In het oude Grieks komt de naam Purénaei oros voor, welke in het Latijn omgevormd werd tot Pyrenaei montes. Puréné zou ook een dorpje ten oosten van de Pyreneeën geweest zijn. De laatste theorie is dat volgens de Griekse legende Puréné de naam is van een mythische koningsdochter die in de bergen verdween nadat zij door Heracles niet al te zachtaardig werd aangepakt.

De vele mythische cols en heroïsche duels in de Tour de France geven de Pyrenaei mede haar naamsbekendheid, waardoor het gebied één van de mooiste, bekendste en spraakmakende fietsgebieden in Europa is.  Deze week verblijven we in dit berggebied in het zuiden van Frankrijk en heb me als doel gesteld om de mythische Tourmalet, Aubisque en Peyresourde te beklimmen.

Als in de winter van 1909 de Luxemburgse journalist Alphonse Steines bij Tourdirecteur Henri Desgrange aanklopt om de Tour spectaculairder te maken met het introduceren van de Pyreneeën aarzelt de charismatische directeur. Bij de introductie van de Ballon d’Alsace in 1905 was hij een derde van het deelnemersveld verloren. Bovendien vond hij dat de bergpaadjes van de Pyreneeën nauwelijks toegankelijk waren, laat staan voor een Tourpeleton. Steines bleef echter aandringen bij Desgranges, waardoor de Luxemburger in de winter van 1909 naar het zuiden van Frankrijk reisde. Met een chauffeur die de streek als zijn broekzak kende trok hij naar de Tourmalet. Bij de sneeuwgrens aangekomen weigerde de chauffeur verder te rijden, waarop Steines te voet verder trok. De nacht viel en Steines raakte langzamerhand onderkoeld. Gelukkig vond een schaapherder de bijna bevroren Steines nabij de top. Nadat Steines bijkwam stuurde hij direct een telegram naar Desgrange: ‘de col du Tourmalet is veilig’.

Herdenkingssteen Casartelli
De koninginnenrit van 18 juli 1995 naar Cauterets over de Portet d’Aspet, Menté, Peyresourde, Aspin en Tourmalet is nauwelijks in gang getrokken of een verschrikkelijke valpartij ontsiert de etappe. In de afdaling van de Portet d’Aspet vallen verscheidene renners. De Italiaan Dante Rezze duikt de afgrond in. Onder meer Erik Breukink en Johan Museeuw smakken tegen het asfalt. De nummer 114, de Olympisch kampioen van Barcelona, Italiaan Fabio Casartelli ligt er roerloos bij. Bij ploegleider Hennie Kuiper slaat de schrik om het hart. Een helikopter landt en vervoert de Italiaan naar het ziekenhuis waar hij even later overlijdt. Ik ben, zittend voor de televisie, het weer in Nederland is verschrikkelijk, getuige van het drama. Helder voor de geest staan het schaamteloze juichen van Richard Virenque en het intense verdriet van Claudio Chiappucci me voor de geest. Vandaag ga ik op zoek naar deze plek des onheils.

De eerste col van de dag is de Ares. Wat een heerlijke klim om een vakantie te beginnen; niet lang, bebost en gemiddeld vier procent. Fluitend rijd ik naar boven en begin aan de afdaling richting Aspet. Een t-kruising. Linksaf de Portet Aspet, rechts de Menté. Verbaasd kijk ik naar het bord dat de klim van de Portet d’Aspet aangeeft: 4,4 kilometer met gemiddeld 9,7%. Aan het begin van de klim, links van de weg, prijkt het monument ter nagedachtenis aan de overleden wielrenner. Ik rijd door. Stoppen doe je pas tijdens de afdaling. De col is nog nat. De omgeving doet denken aan een tropisch regenwoud. De weg dampt na en doet me lijden. Wat een verschrikkelijke klim. Bovenop puf ik even goed uit alvorens de afdaling in te zetten. Deze is gevaarlijk door de dalingspercentages. Het natte wegdek maakt het nog linker. Uiteindelijk met veel gepiep en met kokende velgen kom ik bij het monument aan. Zo’n afdaling vraagt om moeilijkheden en de beeltenis van het dodelijke resultaat aanschouw ik. Een Engelsman vraagt of ik op de foto wil. Ik antwoord hem dat het om het monument, de nagedachtenis en niet om mij gaat.

De laatste klim van de dag is de moordende Menté. Deze ligt vol in de zon te bakeren. De wind zorgt voor enige verkoeling. Stijgingspercentages verrichten hun slopende werk. Haarspeldbochten verlichten. Na de top daal ik behoedzaam af. In 1971 staat Merckx tweede in het algemeen klassement op ruime afstand van Ocaña. Het is beestenweer op de Menté. Merckx, een zeer goed daler, stort zich naar beneden om de Spanjaard onder druk te zetten. Ocaña tracht het wiel van de Belg te houden. Na enkele kilometers kwakt de Spanjaard tegen asfalt, staat weer op en wordt vol op de borstkas getroffen door de eveneens vallende Zoetemelk. Einde Tour voor Ocaña, eindzege voor Merckx, die uit respect de gele trui tijdens de eerstvolgende etappe weigert.
Voor mij zit de dag erop. Ongeveer tachtig kilometer heb ik kunnen trainen. De eerste van hopelijk vele deze vakantie.


Klimclassic

Terwijl de muziek de zonovergoten finishplaats overdondert, vele wielertoeristen de finishlijn passeren, vraag ik Frits naar zijn Klimclassic ervaring. We zitten gezamenlijk aan Oktoberfeste achtige tafels, aangenaam rozig te zijn van onze 160 kilometer door Voerstreek en Ardennen. 'De eerste tachtig kilometer ging het niet geweldig,' antwoordt Frits om mijn gestelde vraag. 'En bij jou?' vraagt hij belangstellend. 'Bij mij gingen de eerste 160 kilometer niet geweldig!' Gelach aan tafel. Maar ging het nou slecht?

Kwart voor vier opstaan is geen lachertje. Enigszins gebroken van de vorige avond sta ik op, eet wat en stap een uur na het opstaan bij Rick in de auto. Nog even vader en chauffeur Kees ophalen voor een tweeënhalve uur durende rit naar het zuiden. De ruitenwissers verlenen hun dienst. De weersvoorspelling is matig tot redelijk. Eenmaal bij Weert breekt de zon door. Tijdelijk?

Vol verbazing stap ik de aangename temperatuur van Maastricht in. Warm ondershirt: exit. Beenstukken: exit. Stuurplaatje halen en Remco, Frits en Norbert opzoeken. We hebben ze snel gevonden. Ook Patrick en Ingrid rijden vandaag de Klimclassic. Nog even en het startschot klinkt. Onderweg.

De eerste heuvels verteer ik redelijk tot goed. Eigenlijk loopt het lekker- een lichte hoofdpijn daargelaten - tot goed. Bij de ravitaillering bied ik mijn bidons ter vulling aan. De ene is nog halfvol. Tot mijn stomme verbazing wordt deze leeggegooid. Ik uit mijn ongenoegen, waarop een kort 'zo gaat dat hier' volgt. Ik wens de man het allerbeste en lichtelijk cynisch bedankt ik hem.

Vorig jaar hadden we een beest van een klim volgend op de eerste verzorgingspost. Deze keer krijgen we zijn lange doch minder steile broer te verteren. Het houdt niet op. De tien procenten vliegen ons om de oren. Het gaat moeizamer en moeizamer. De volgende heuvels zijn evenmin voor de spreekwoordelijke poes. De klimtijdrit van de col d'Oneux nekt me. Gedrieën maken we er een spannende klim van: wie zet er als eerste aan en wie wint. In het dorp zet ik licht, te licht aan. Even kijken hoe de anderen ervoor staan. Ze zitten er nog aan. De finishlijn nadert. Rick rijdt naast me. Wie gaat er als eerste? Ik schakel, ga staan, zet aan. Verdomme het lukt niet. Rick rijdt met grote sprongen weg en gaat als eerste over de lijn. Na de finish bol ik uit. Remco en  Rick rijden door. Ik zit stuk. Geef over. 

Na de Oneux volgt het dak van de ronde: de Cima Klimclassic. Daarna de Redoute. Ook tijdsmeting. Ik laat deze voor wat het is en rijd 'rustig' naar boven. Het lijkt alsof de Redoute steiler is dan vorig jaar. De volgende klim, de Cornemont, gaat me redelijk af. De laatste bevoorrading is op de top. Ze bieden nootjes aan! Ik ben toch geen papegaai. De sportdrank, de helft van het woord klopt, is water met een snufje sportdrank dat naar tuinslang smaakt. Wat een slechte verzorging weer dit jaar. Wat een verschil - in negatieve zin - met de Amstel.

Wat rest van de rit gaat praktisch aan me voorbij. Mijn benen doen pijn, hoofdpijn blijft navenant aanwezig en keel wordt bijkans - door mijn allergie - dichtgeknepen. Vreemd genoeg loopt de klim vanuit Bolland wel weer redelijk. 

Klik hier voor de videobeelden
De 110 kilometer komt erbij. Tot mijn blijdschap constateer ik, net zoals bij de Amstel, een toename van het aantal vrouwelijke wielertoeristen. Geweldig! Helaas rijden er bij de 110 een flink aantal wegpiraten; lui die zich niets van verkeersregelgeving aantrekken, consequent links rijden. Ik krijg het nog aan de stok met zo'n fietspiraat.

In Maastricht wordt er in volle vaart doorgetrokken naar de finish, tegenliggers de kant inrijdend. Ik schaam me en laat lopen. Samen met Remco bollen we over de finishlijn. Terwijl het in de Bilt één van de koudste Hemelvaartsdagen ooit is geweest, Hoorn meer regen dan zonneschijn heeft gezien, ben ik rozig en licht verbrand door de aangename zon. Op naar Tilff-Bastogne-Tilff tijdens Pinksteren. Pasen de Anstel, Klimclassic op Hemelvaart. Wielrennen is geloofsbelijdenis. Lijden in de ruimste zin.




De etappe: de finale

Tot aan de galeria is er weinig volk op de hellingen van de Stelvio te vinden. Van der Mees bijt zich vast in het wiel van zijn Amerikaanse voorganger. In een hoekje van zijn hersenen vraagt Van der Mees zich af waar zijn Franse tegenstrever zich bevindt. De adrenaline van de afdaling is verdwenen. Zure en stekende pijn resteert in zijn benen. Van der Mees’ blikt vernauwt zich en richt zich op het achterwiel van Adams. Een aantal keren heeft de Amerikaan gevraagd over te nemen, waarop Van der Mees zijn deel voor zijn rekening neemt. Via zijn oortje hoort Van der Mees zijn ploegleider: “doorrijden met de Amerikaan luidt de instructie.” Terloops deelt Di Roma de stand van zaken in de wedstrijd mee. Een mededeling die de loop van de wedstrijd bepalend zal worden voor het verdere verloop van de wedstrijd. Van der Mees kiest definitief het achterwiel van de Amerikaan.

Aangekomen bij de haarspeldbochten die het moeilijke stuk van de Stelvio inluiden, krijgt Van der Mees, immer het tweede wiel rijdend, onverwacht een bidon van één van de verzorgers van het team van Van Geldrop aangereikt. Een groot euroteken siert de bidon. Een glimlach kan hij hierbij niet onderdrukken. Veel tijd heeft Van der Mees niet om na te denken; hij moet oplettend blijven koersen, want de fanatieke Italiaanse tifosi versmallen de weg en bejegenen hen dreigend. Je hoeft geen helderziende te zijn om te constateren dat Italianen het louter en alleen op Adams hebben gemunt. Adams die de vlucht van zijn rozetrui kopman had moeten beschermen en nu ervoor zorgt dat deze hulpeloos op minuten bungelt en inmiddels is achtergelaten door zijn laatste twee concurrenten.

Adams commandeert Van der Mees tot overnemen. Deze gebaart met vlakke hand tegen de kin hoe de vlag erbij hangt. Een gebaar waarvan iedere wielrenner en kenner weet dat het beste er af is. Tierend en vloekend zet de Amerikaan aan en tracht de Nederlander van zich af te schudden. Deze ziet op zijn beurt zijn landgenoot enkele bochten lager eraan komen. Van der Mees breekt. Het achterwiel van Adams verdwijnt meter voor meter in de drukte van de Stelvio. De benen van Maarten lijken opgelucht adem te halen. Voor even is de helse druk verdwenen. Hij neemt een paar slokken van zijn gekregen bidon. Het doet hem goed.

Enerzijds teleurgesteld in het lossen van hun landgenoot maar anderzijds verheugd constateren de commentatoren dat Van Geldrop momenteel virtueel in het roze rijdt. Zijn tred is nog steeds erg goed en de voorsprong op De Marchi en Marcado blijft geruststellend. Simeoni rijdt in gezelschap van Evinrude en Strevels op ruime afstand. Sprinck doet zijn werk naar behoren en neemt regelmatig over.

Van der Mees is op het vlakkere groene deel aangekomen. Hier wordt ’s winters volop geskied. De renners hebben hier een paar kilometer de tijd om enigszins te recupereren en op het grote mes te rijden. Regelmatig kijkt hij achterom waar zijn landgenoot blijft. Diens komst kondigt zich in de verte aan. Van der Mees neemt wederom een flink aantal slokken uit zijn bidon. Vreemd genoeg voelt hij zich een stuk beter. Adams is een stip in de verte.

Struis en Doorn zien Van Geldrop - met de Luxemburger in zijn kielzog - zijn landgenoot nadert. Als het tweetal op enkele meters is, zien ze Van der Mees opschakelen en zich op kop zetten. Ze zijn halverwege de groene zone en zijn zojuist het verlaten kantonnierhuis gepasseerd. De commentatoren schuiven naar het puntje van hun stoel en delen de kijkers enthousiast mede dat Nederland eindelijk, mede dankzij de herboren Van der Mees die zich voor zijn landgenoot inzet, een Girowinnaar krijgt.

Van Geldrop spoort zijn landgenoot aan, motiveert hem en tot zijn eigen tevredenheid ziet Van der Mees dat ze snel op de koploper inlopen. Deze is inmiddels in de laatste steile rotsachtige kilometers van de etappe aangekomen en heeft het zichtbaar zwaar. De Stelvio kent geen genade op het eind. De ijle lucht, de lengte en de stijging doen Adams de das om. Met een woedende blik kijkt hij Van der Mees aan, zich realiserend dat hij in het pak is gestoken door de beide Nederlanders. Zwalkend vervolgt hij zijn lijdensweg. Girowinst in deze jubileumeditie gaat aan hem voorbij.

Van der Mees geeft na het inhalen van Adams nog een paar flinke klappen op zijn pedalen en laat het vervolgens lopen. Van Geldrop en Sprinck schieten hem voorbij. Derde worden zit er voor Van der Mees nog wellicht in en hij probeert iets van een ritme te vinden. Het lukt echter niet meer. De laatste kilometers, rijdend voor zijn landgenoot, heeft Van der Mees te veel in het rood gereden en betaalt daar nu de rekening voor. De laatste kilometer nadert. Twee schaduwen vallen over Van der Mees; De Marchi en Marcado. Even probeert hij aan te zetten om te kunnen volgen, maar ogenblikkelijk schiet de kramp er in. Een lagere versnelling is niet meer mogelijk en op de toppen van zijn kunnen rijdt hij over de streep. Zijn hartslag is torenhoog, de benen zijn kapot. Een straal kots klatert tegen de grond. De bovenmenselijke inspanning wordt hem te veel. De wereld van de Stelvio wordt donker en draait. Twee handen grijpen hem vast. Van der Mees kijkt in het gezicht van Van Geldrop die hem breed grijnzend aankijkt en hem een vette knipoog geeft. Opluchting maakt zich van Van der Mees meester. “Hoeveelste?” vraagt hij aan zijn landgenoot die op zijn beurt één vinger omhoog steekt en in de menigte verdwijnt.


Inmiddels begint Van der Mees zich een stuk beter te voelen. Een verzorger reikt hem een jasje en een koud blikje cola aan. Op enkele meters schuift een grijs geworden Adams voorbij. Hij moet door de carabinieri tegen woedende tifosi worden beschermd. Een tweede blikje cola wordt Van der Mees aangereikt, als hij op zijn schouder wordt getikt en in het grijnzende gezicht van zijn Vlaamse vriend Strevels kijkt. “Ge zult een goede bankrekening hebben,” lacht hij breeduit. “Hoe is het met mijn Franse vriend?” vraagt Van der Mees aan de Vlaming. Voordat deze antwoord kan geven, ziet Van der Mees op het grote scherm bij de finish een ambulance. Hinkend en met een van pijn vertrokken gezicht stapt de Fransman in. Een tweede glimlach verschijnt op het gezicht van de Nederlander. Op naar Milaan.

De etappe: over de rand

De commentatoren constateren dat ook Vlèrron de tunnel heeft verlaten, volle bak rijdt en de Belg en Australiër nadert. Het is de verslaggevers een raadsel waar de Fransman bleef. Het drietal ligt een dikke minuut achter op de koplopers die zich van de Gavia afsmijten. De regen begint op toeren te komen. Van der Mees heeft op de top een warm jasje van een verzorger aangepakt en zet zijn bril op. De ogen dienen beschermd te worden tegen de, als hagelstenen inslaande, regendruppels. Ook deze afdaling kent Van der Mees als zijn broekzak. Op de hoger gelegen stukken is de Gavia goed te doen, in het bos wordt het lastig. Veel haarspeldbochten.

De achtervolgers doen hun uiterste best om de aansluiting met het tweetal voorop te maken. De Fransman leidt het trio, maar komen niet veel dichterbij. In zijn koptelefoon hoort Vlèrron dat de achterstand langzaam terugloopt. Het drijft hem tot razernij. Ze verlaten het kale landschap van de Gavia en rijden het bosrijke deel in. De regen is inmiddels in hagel overgegaan. Van der Mees heeft moeite zijn fiets in bedwang te houden. De bochten kunnen niet al te scherp worden aangesneden. Vlèrron heeft inmiddels enkele keer in een flits de koplopers gezien en zet verder aan. Evinrude en Strevels lossen. De koplopers verdwijnen weer uit het zicht. Vlèrron gooit zich plat en duikt de haarspeld in. Verderop weer een flits van de koplopers. Hard zet de Fransman aan. Hij zal hem krijgen, te pakken nemen, zijn hoofd van zijn romp halen. Te diep in gedachten verzonken en met te hoge snelheid neemt Vlèrron de bocht. Het asfalt, spekglad door hagel en regen, doet zijn vernietigende werk en neemt het lot van de Fransman in handen. Even meent Vlèrron zijn evenwicht te kunnen herstellen, maar rekent buiten de snel naderende vangrail. Een harde klap doet zijn fiets tot stilstand komen, terwijl het lichaam van de renner de vrije ruimte in wordt gekatapulteerd.

Het camerabeeld blijft op de vangrail gericht. Hoe lang geleden is het gebeurd? Slechts zijn fiets, slordig geparkeerd tegen dezelfde vangrail, lijkt de stille getuige te zijn van het drama dat zich hier heeft afgespeeld. Een felle lichtflits gevolgd door een zware donderklap verstoort het beeld. Op het beslagregende asfalt wordt druk door hulpverleners gewerkt. Struis en Doorn houden gespannen de adem in. Even geen commentaar. Verderop gaat de wedstrijd gewoon door alsof er niets is gebeurd. De helikoptercamera laat twee koplopers zien, die hard naar beneden suizen en spoedig Bormio zullen naderen, op een kleine minuut gevolgd door Evinrude en Strevels. Daar drie minuten achter volgen Van Geldrop en Sprinck. De rozetrui volgt dan weer op drie minuten als ze allen de finale van de etappe en en van de Giro ingaan.

De etappe: de verwarring

De beklimming van de Gavia begint merkwaardig genoeg met een korte afdaling. Even een rustpunt in de koers. Van der Mees maakt van de gelegenheid gebruik om na te denken over Strevels opmerking aan de voet van de Mortirolo: “Hoe gaat het met je vrouw?” Wat zou zijn vriend bedoelen? Vrienden zijn ze, maar Van der Mees kan zich geen moment herinneren dat ze het over elkaars privéleven hebben gehad. De fiets en verder niets zoals Gert Jan Theunisse eens schreef. In de kroeg, buiten het seizoen om, was het lallen, lachen en naar vrouwen knipogen. Vooral het laatste. Van der Mees en Strevels zijn allebei topcharmeurs. Gezien hun bekendheid kunnen ze altijd op veel vrouwelijke aandacht rekenen. Puzzelstukjes beginnen in elkaar te vallen.

De Gavia begint haar slopende werkzaamheden op de benen van de renners uit te voeren. De brede weg versmalt en neemt in stijgingspercentage toe tot veertien procent. De ketting snort op de 34*21. De Gavia is hier adembenemend mooi met grove naaldbomen aan de kant van de weg. Absoluut geen alpine aanzicht. Eerder een paradijselijke doorgang naar hogere oorden waar ’s winters de steenbokken in alle eenzaamheid regeren.

Op de commentaarpositie halen de beide Nederlanders herinneringen op aan Johan van der Velde, die zijn winst in de etappe naar Bormio in 1988 in vrieskou zag opgaan, nadat hij solo en totaal verkleumd de besneeuwde top van de Gavia had gehaald en van de kou niet meer verder kon. Struis wil verder vertellen over de overwinning van Breukink in dezelfde etappe. De livebeelden echter eisen nu zijn aandacht. De concurrenten beginnen de rozetrui onder druk te zetten. Simeoni moet het doen zonder de steun van ploeggenoten. Zijn laatste helper is zojuist overboord gekieperd. Het initiatief ligt bij zijn concurrenten. De eerste tik wordt op de steile stukken uitgedeeld door Arnoud Sprinck, de Luxemburgse rasklimmer. Simeoni pareert. Pats, daar zet Simeoni’s landgenoot Danilo di Pisa aan. De kleine agressieve klimmer met een verre van schoon dopingverleden, slaat een klein gat. Simeoni houdt zijn benen stil. Di Pisa staat te ver achterop en is geen gevaar voor de roze trui. Net op het moment dat de rust in de groep roze trui lijkt wedergekeerd is het Van Geldrop die met een krachtige jump een opening forceert; Sprinck in zijn kielzog meenemend. Simeoni is te verrast om de aanval te pareren en blijft zitten. Het tweetal verdwijnt snel uit het zicht.

Zeven minuten scheiden de Nederlander Van Geldrop en de Luxemburg van de kopgroep die in een gemakkelijker stuk zijn aangekomen. Het uitzicht zou hier weids moeten zijn, maar dreigende regenwolken ontnemen de renners het zicht op het ruige berglandschap. Niet dat ze daar veel van zouden genieten. De uren en de bijbehorende inspanning beginnen hun tol te eisen. Van der Mees begrijpt niet waarom de tifosi, de fanatieke Italiaanse fans, de kopgroep en met name de Amerikaan Adams uitschelden. Zelf schuift hij een plaatsje op en rijdt naast zijn Vlaamse vriend. Deze zal het niet lang meer maken. Zijn kaken liggen bijkans op zijn stuur. Toch waagt Van der Mees zijn kans en vraagt de Vlaming waarom hij nou perse wil weten hoe het met Eva is. De Vlaming reageert niet. Voor Maarten is alles duidelijk en weigert zijn gedachte onder stoelen of banken te steken. “Wat moet je met mijn vrouw?” “Zijt ge nou helemaal gek geworden! Ik, uw vriend!” “Tis dien klootzak hierachter die het doet met uw vrouw!” Alsof er een bom in Van der Mees hoofd afgaat. Alles valt op zijn plek: het weinige en oppervlakkige contact en het telkens meespringen van die Fransoos. “Hoe lang al?” “Sinds jullie teamgenoten waren,” hijgt de Belg. Van der Mees is met stomheid geslagen. Hoe kon hij zo naïef zijn! Wat nu te doen. Hij kan de Fransoos moeilijk op zijn gezicht timmeren met de camera op hen gericht. “De tunnel! roept Strevels, de tunnel!” Na enkele tellen valt bij Van der Mees het kwartje.

In de Hollandse commentaarcabine neemt de spanning toe. Van Geldrop en Sprinck maken het gat met de zienderogen groter. De rozetrui zelf lijdt. Zijn overige concurrenten, Marcado en De Marchi, zitten in zijn wiel en gokken op de Stelvio.

Ruim vier kilometer onder de top van de Gavia ligt een lange tunnel. Normaal gesproken is het hier zo donker als in de maag van een walvis. De weg kruipt hier tegen de negen procent aan. Plots lost Strevels. Van der Mees schuift op. Vlèrron in zijn wiel. De camera op de motor heeft louter aandacht voor de erdoor zakkende Vlaming. De spaarzaam verlichte tunnel slokt de renners op. Adrenaline en boosheid maken zich nogmaals meester van de Nederlander die plots remt. De Fransoos kan hem net ontwijken, vloekt en slaat keihard tegen de grond. Niet de manoeuvre van Van der Mees maar een door die laatste sublieme uitgevoerde uppercut maakt aan alle aspiraties van Vlèrron een einde. De adrenaline pompt verder door zijn lichaam. De demarrage is een feit. De donkere wanden met het spookachtige licht zorgen voor een ultieme snelheidsbeleving. Nog even en hij is buiten.

Struis en Doorn kunnen hun geluk niet op. Een Nederlander op weg naar de etappezege en een ander naar eindwinst! Ze hebben net Van der Mees de tunnel uit zien flitsen met de Amerikaan in zijn wiel. Beiden worden op afstand gevolgd door een vermoeid ogende Australiër en een gerecupereerde Belg. Van de Fransman geen spoor. “Waar blijft de winnaar van de bollentrui?” vragen zij zich hardop af. De camera schakelt en neemt de andere Nederlander en Luxemburger in beeld die bijna de tunnel zijn genaderd.

Een enorme harde klap recht boven de renners doet Van der Mees opschrikken. Zijn hartslag is torenhoog als de top nadert. De Amerikaan achter hem heeft moeite met volgen, maar klampt aan. Het onweer barst in volle hevigheid los. De eerste druppels tikken hard op het asfalt.