Even bij den bels

Elk moment verwacht ik aangevallen te worden door een leeuw, ondersteboven gewalst door een neushoorn of geplet door een olifant. De Loonse en Drunense duinen, een Afrikaanse savannedecor gelijkend natuurgebied in Noord Brabant onder Waalwijk, is een prachtig landschap waar ik doorheen rijd. De zon gaat schuil achter een wolkendek, een paars getint licht afgevend. Het kletsnatte bemodderde fietspad is bezaaid met rood loofblad. Eikels kraken onder de druk van mijn hard opgepompte banden. 

Fietsen in Noord Brabant verschilt fundamenteel met het rijden in Noord Holland. Waar ten noorden van het Noordzeekanaal het asfalt overwegend glad en zwart is, is deze in Neerlands grootste provincie aangelegd met ouderwets grijze stoeptegels. Honkenbonken in Noord Brabant. Als de stoeptegels ophouden bestaat er een reële kans op voortzetting op klinkers. Honkenbonken in het kwadraat. Ik voel hier een opbouw richting Vlaamse kasseien, van klinkers tot kasseien. Het kan erger. Klinkers met acne. Dat is honkenbonken met weerstand. Op driekwart van de tocht ben ik dan ook behoorlijk uitgewrongen. Zeker als mijn fiets en ik op een Brabantse onverharde boerenweg worden getrakteerd. Strade marrone.

De omgeving ten zuiden van Tilburg is zeer afwisselend: in herfstkleuren getooide bospartijen, akkers in rusten, doodse vennetjes en keurig aangeharkte dorpjes. Een klein stuk rijd ik door het land van den Bels, de bijnaam die de zuidelijke Nederlanders aan onze zuiderburen geven. Dat hiermee ook een trekpaard wordt aangeduid, kan niet bepaald als complimenteus worden opgevat. Fietspaden in dit stukje België zijn avontuurlijk en vragen oplettendheid. Heb je jezelf net lekker op gang getrokken, dien je de weg over te steken om daar het pad te vervolgen. Op een stuk van drie kilometer wissel ik vaker van zijde dan een willekeurige BN'er van partner. In het dorpje Poppel maken ze het helemaal bont. Daar stopt het fietspad tot twee keer toe zonder enige aankondiging en moet ik vol in de remmen. Enigszins tierend en alleszins vloekend verlaat ik, uiteraard op klinkers rijdend, het enige dorp in België met een meerderheid aan Nederland onder wie, hilarisch genoeg, de sprinters Boy en Danny van Poppel wonen.


Na het Nederlands Belgische Poppel volgt de eerder genoemde de strade marrone en kom in de Belgische enclave Baarle Hertog en het Nederlandse dorp Baarle Nassau aan. De 22 stukjes België liggen omgeven door Nederlands grondgebied en vormen samen met acht Nederlandse enclaves het dorp Baarle. Baarle Nassau, vernoemd naar Engelbrecht I van Nassau en tevens van naamlijke invloed op het koningshuis. Een dorp zoals andere dorpen in de omgeving maar waar elk huis een kleine Belgische of Nederlandse vlag op gevel, poort of hek heeft, om maar vooral duidelijkheid te scheppen in deze topografische warboel.


Na maisveld vijfhonderdachtentwintig sla ik rechtsaf het fietspad van een voormalige spoorlijn. In 1876 wordt het Belslijntje in bedrijf genomen en verbindt het Belgische Turnhout met het Nederlandse Tilburg. Belgische kolen kunnen over het spoor vervoerd worden om de textielfabrieken in Tilburg te voeden. Andersom vindt Nederland aansluiting op het Belgische spoornet. De aanvankelijk hooggespannen verwachting kan het spoorlijntje niet waarmaken. Al spoedig ondervindt men hinder van andere aansluitingen (onder meer de Moerdijkburg), de opkomst van de vrachtwagen en bus, alsmede de beide wereldoorlogen. In 1934 wordt het lijntje voor personenvervoer gesloten en 40 jaar later ook het goederenvervoer stopgezet. Nog een tijd doet het spoor dienst als toeristische attractie maar als dit eveneens niet rendabel blijkt, wordt het spoor vervangen door een fietspad. Hetzelfde pad waarop mijn door corrosie aangetaste aandrijfstangen tuffen als een oude stoomtrein. De aluminium wielen sporen door het natte bladerdek, gwoep - gwoep - gwoep, gelijkend een stoomtrein. Even achterom kijken of de wagonnetjes aangehaakt zijn, zet ik de sprint in en win deze van mezelf. Knap hoor! Uitgerangeerd arriveer ik niet veel later in Waalwijk. 

Toertochten re-re-visited

Talloze malen heb ik op het rijden van toertochten afgegeven. Verschrikkelijk vond ik het vaak de afgelopen jaren, voorheen waren ze het summum en vormden ze bijna de kern van mijn fietsbestaan. De laatste jaren was er de ergernis van de a-socialiteit en de pijnlijke constatering van de fysieke afname. Daarbij kwam de druk van het moeten en willen presteren. Genieten en het verliefde fietsgevoel werden een keihard moeten, waarin ik telkens hard werkte om de motivatie weer op te bouwen, om erna door de fysieke waarheid keihard achterhaald te worden. Halverwege dit seizoen heb ik zelfs overwogen de fiets aan de spreekwoordelijke wilg te hangen. Gewoon klaar ermee, basta, einde oefening! Strava: weg ermee! Blog: laag pitje. De fiets gaat dan wel mee naar Toscane, maar niet van harte. Geheel onverwacht ontdooide daar, of wellicht juist daar, in Toscane mijn bevroren fietshart. De inspiratie van de prachtige omgeving en de contacten met mijn Italiaanse wielervrienden deden mij weer terugkeren naar het begin van mijn fietshobby. Plots vond ik de motivatie om te gaan trainen, toeren en schrijven. Zelfs afzien werd weer als prettig ervaren. Terug in Nederland ben ik blijven trainen. Strava werd van stal gehaald, al blijven mijn gegevens privé. 

Op een zondagochtend reed ik in de buurt van Abbekerk, waar ik door een groep wielrenners werd bijgehaald. "Hee Rob," hoorde ik en keek in het gezicht van Frits. Dat was een flinke tijd geleden. Frits vertelde mij over de bekende en onbekende tochten die hij dit jaar had gereden en vooral over zijn fantastische ervaringen met het Alpenbrevet. Daarop gebeurde er iets in mij. Het fietsvuur dat sinds de zomervakantie in Toscane op een middelgroot pitje had staan branden, veranderde in een enorme wokbrander. 'Dat ga ik doen!' sprak ik tot mezelf. Onbekende toertochten in de buurt rijden, hardlopen in de winter en dan in augustus 2016 het Alpenbrevet. De gedachte aan deze voor mij onbekende tocht in de Alpen deed mijn hart nog sneller kloppen dan de huidieg inspanning tegen de volle noordenwind in. Toch werd mijn enthousiasme spoedig weer de kop in gedrukt. Die deelname aan toertochten...

Thuis gekomen de site van de NTFU opgezocht. Daar stond ie: de dam tot dam fietsclassic. Daar en dan gaat mijn hernieuwde kennismaking met het fietstoerisme plaatsvinden. Natuurlijk veel te laat met inschrijven, maar dat bied ook de mogelijkheid uit de tocht te ontsnappen mocht het onverhoopt tegenvallen.

Zondagochtend kwart over zeven op de fiets is vroeg. Zeer vroeg. Het IJsselmeer ligt er rimpelloos bij. Ik rij via Purmerend, Den Ilp naar Amsterdam om me daar in het fietsgeweld te storten. Bij Landsmeer begint de kindachtige spanning toe te nemen. Ik voel aan dat het geweldig gaat worden. De snelweg met daarachter de vele doorkomende renners nadert. Even nog een lastige manoeuvre om een paar zondagsrijders te omzeilen. Ik ben er. Ik ben weer toerist. Ik ben weer liefhebber. Maar vooral: ik ben bang. Het gaat namelijk hard dwars door de straten van Zaandam. Dit ben ik niet meer gewend. Rijden in een groep kan behoorlijk enerverend, spanning en zelfs eng zijn. Een half uur later ben ik echter gewend en nestel mezelf, gelijktijdig mezelf becommentariërend, voorin de groep. 'Wat rijdt hij toch slim en oplettend in de groep', voeg ik mezelf toe. 'Een lastige bocht volgt, meteen vol gas aansluiten.'

De voorgangers in de groep zijn een stel Limburgers. Ik lach om mijn eigen constatering dat het een omgekeerde wereld moet zijn. Waar ik smacht om de heuvels in te gaan, zo zouden zijn smachten om op het vlakke te gaan rijden. Ik kan het me nauwelijks voorstellen. Bij het Noordhollands kanaal laat ik de groep achter. Voorbij Alkmaar voeg ik me in een groep waarin geweldig rond gedraaid wordt. Dit is het echte wielrennen! De mannen, een groep Hagenezen, vertellen me wekelijks op het draaien te trainen. Voor mijn gevoel rijd ik soepel mee.

Twee weken later doe ik aan de Markertoer mee.  Ook ditmaal start ik in Hoorn en hoop bij Schardam de eerste rijders op te pikken. Zo druk de Dam tot dam was, zo rustig is het hier. Pas voorbij Monnickendam komt er een flinke groep achterop waarbij ik kan aanpikken. Tot bij Marken blijf ik bij ze. De groep stopt echter voor de ravitaillering, waar ik geen gebruik van wil maken, betalen doe ik immers niet. De rest van de tocht volbreng ik solo, wat gezien de vele fietspaden en smalle weggetjes zeer welkom is.  Aan het einde van de 100 kilometer kom moe en voldaan in Hoorn aan. Ik ben weer één met de sport. Mijn sport.