Als ik langs het Noordhollands kanaal fiets constateer ik tot mijn verbazing een gemiddelde van 31 km/uur. Hoe is dit toch mogelijk? Vorige ritten reed ik met D2/D3 hartslagen en ontploften mijn benen bijna voor een schamele 2 kilometer sneller. Heeft de wind dan zo'n invloed op het resultaat? Ik besluit na de rit de getallen in te gaan duiken. Twee indexcijfers haal ik boven water: SH index (snelheid/hartslag) en NPH index (normalised power/hartslag).
|
De inspanningen van vandaag en 1 maart zijn nagenoeg gelijk. De absolute powerdistributie ligt 10 watt hoger, maar de lagere hartslag van vandaag maakt deze rit efficiënter. De absolute inspanning van 9 maart is veel hoger, maar heeft veel meer hartslagen gekost. De kracht is niet evenredig aan de snelheid concludeer ik. De 58 NP/H en de 258 watt betekent veel hogere inspanning en zou normaal gesproken tot een hogere snelheid leiden. Deze theorie klopt echter niet. Naast de weersomstandigheden bestaat de theorie van de kattenstaart van de Italiaanse sportarts Conconi. In eerste instantie loopt de snelheid en kracht evenredig aan de hartslag op. Op een zeker moment buigt de lijn van snelheid/kracht af, terwijl de hartslag nog doorloopt. Dat is het moment van de inefficiënte inspanning. Veel training in deze hoge zone doet de afbuiging mijns inziens op een later moment afbuigen.
1 opmerking:
Beste Rob,
Interessant verhaal!
Meestal ga je op gevoel af, maar nu zet jij het om in cijfers...
Natuur (wetenschap) is een mooi verschijnsel en als de zon schijnt lijkt de wereld opeens heel anders.
Veel fietsplezier dit seizoen en wij blijven je volgen!!
Een reactie posten